Op het slagveld
Download the mobile app
Available on Google Play and Apple StoreUitgangspunt : Maison de la Laïcité Place Degauque, 6142 Leernes
4,4 km
De vergeten veldslagen van de Samber
Op 4 augustus 1914, opent het Duitse opperbevel met meer dan 700.000 mannen een aanval op België. Het 2e Duitse leger, onder bevel van Generaal Karl von Bülow, bereikt Maubeuge via België. Doelstelling : Frankrijk bezetten en Parijs ten val brengen. Het 5e Franse leger staat onder het bevel van Generaal Charles Lanrezac. De ontmoeting tussen deze 2 machten vindt plaats van 21 tot 24 augustus op verschillende plaatsen langs beide zijden van de Samber.
De slag bij Leernes – 22 augustus 1914
Het 3e bataljon van Franse soldaten van het 28e regiment, waarvan zowat alle leden afkomstig zijn uit de Evreux streek in Normandië, bezetten de hoogvlakte van l’Espinette. Op 22 augustus duiken de Duiters, gesteund door een machtige artillerie, op in Goutroux en Monceau-sur-Sambre. De confrontatie is kort maar bloedig. Twee burgers vinden de dood : Evariste Bellot die de gevechten aanschouwt van achter zijn haag, en Léon Gandibleu die geraakt wordt terwijl hij met zijn kar hulp biedt aan de Franse gewonden. De burgerbevolking organiseert zich wat de zorgverlening aan de gewonden betreft, door tijdelijke ziekenhuizen op te richten.
Tijdens de oorlog, doet dit verblijf dienst als vergaderzaal voor de hulpcomités, ruimte voor de voedselbevoorrading, enz. Het is ook het kantoor van dokter Emile Hautain in de hoedanigheid van Geneesheer-Inspecteur van de Gemeentescholen in 1917, en als voorzitter van het plaatselijk hulpcomité in 1918.
Dokter Emile Hautain
Dokter Emile HAUTAIN werd geboren in 1873 en vestigt zich in 1908 in Leernesen. In augustus 1914 richt hij in de gemeentelijke meisjesschool van Fontaine-l’Evêque meteen post nr. 1284 van het Belgische Rode Kruis in (aan de huidige rue de l’Enseignement). De echtgenote van de arts, Rose Demesse, en zijn dochter Marguerite, zijn alle twee verpleegster bij het Rode Kruis. Zij vangen in hun huis heel wat gewonden op. De meest kritieke gevallen worden naar het ziekenhuis van de stad Fontaine overgebracht. “De kasten vulden zich met allerlei voorraad, van vaatwerk tot het kleinste toiletvoorwerp. In onze kelders werden voedingswaren en drank (bier en wijn) gestapeld en onze kas vulde zich met geld.” – Getuigenis van dokter Emile Hautain.
Door zijn grote toewijding en medische deskundigheid heeft dokter Emile Hautain heel wat levens kunnen redden. Uit erkentelijkheid krijgt dokter Emile Hautain in 1920 de medaille van Koning Albert die wordt uitgereikt aan burgers die liefdadigheid en nederigheid aan de dag legden. Hij wordt ook tot ridder in de Leopoldsorde geslagen. In 1932 zal hij het verhaal van de gevechten en de omstandigheden waarin de gewonden moesten overleven publiceren.
Het tijdelijk ziekenhuis van de Zusterschool
Op vraag van een Franse officier richten de zusters twaalf bedden in de oude school in. Het tijdelijke ziekenhuis krijgt hulp van drie gediplomeerde verpleegkundigen van het Rode Kruis: Raoul Michot, Marie Wegehenkel en Yvonne Golière. Het gevecht is nog geen dertig minuten aan de gang als Franse ziekendragers met de eerste gewonde komen. De volgende worden naar het ziekenhuis gebracht door de inwoners van Leernes, op hun rug of op geïmproviseerde berries.
Er zijn al snel bedden te kort. Dan maar op dekbedden of dikke lagen stro. “Zodra iemand werd binnengebracht die zwaarder gewond leek, stonden de anderen recht of probeerden dat althans, om plaats te laten voor wie het minder goed had getroffen. Het was zo ontroerend hoe ze elkaar aanmoedigden, probeerden op te beuren met troostende woorden of zelfs een grapje.” – getuigenis van dokter Emile Hautain. ’s Avonds, als het strijdgewoel verminderde, werden de meest kritieke gewonden vervoerd naar het ziekenhuis van Fontaine-l’Evêque, voor zover dat nog kon.
Tegelijk, en in overleg met dokter Emile Hautain richt de wijk ‘Les Wespes’ een bijkomende Rode-Kruispost in, in het gebouw van de meisjesschool.
Herdenkingsmonument – Het Kruis van Gozée
Na de oorlog komt in heel wat Belgische steden, net als overal in Europa, een grote herdenkingsbeweging op gang. De monumenten zullen ‘iets doen’ met deze oorlog, zodat de vele doden niet voor niets stierven, maar ook om weer een eigen identiteit en toekomst te vinden. Er worden gedenkzuilen en monumenten in allerlei vormen opgetrokken, gedenkplaten aangebracht, waarop de moedige strijder, de doden of de dood worden afgebeeld of uitgebeeld. Zo wordt het beeld geschetst van hoe de mensen de oorlog toen zagen en beleefden. Deze monumenten zijn niet meer weg te denken uit het sociale leven. Ze krijgen een plaats daar waar de gevechten zelf plaatsvonden, waar de doden vielen, in de buurt van de kerk, op pleinen, begraafplaatsen, enzovoort.
Daarnaast laten ook families monumenten bouwen ter nagedachtenis van hun geliefde overledenen. Mevrouw Champetier de Ribes, die twee zonen ten dienste van Frankrijk verloor, laat een kruis vervaardigen door een ambachtelijke steenhouwer. Dit kruis wordt gehouwen uit een massief blok dat afkomstig is van de Stenuick-groeves van Fontaine-l’Evêque en wordt in 1916 eerst op de Frans-Duitse begraafplaats van Gozée geplaatst (die ‘La Pépinière’ of boomkwekerij genoemd wordt), om het massagraf van de strijders van Leernes aan te duiden. In 1922 worden de Franse soldaten overgebracht naar de begraafplaats van Belle-Motte in Aiseau-Presles. Mevrouw Champetier de Ribes geeft dokter Emile Hautain toestemming om dit kruis van Gozée te verplaatsen naar de ingang van de begraafplaats van Leernes.
De strijdlocaties
Plateau de l’Espinette
Het is ongeveer twee uur in de namiddag als op 22 augustus het treffen losbreekt op dit plateau. Vanaf 24 augustus worden Belgische burgers opgevorderd om de lichamen van 72 Fransen en 12 Duitsers te begraven in een massagraf. De resten worden later overgebracht naar de militaire begraafplaats van Gozée en daarna naar de begraafplaats van Aiseau-Presles. Na de oorlog worden er zowel in Leernes als overal elders in Wallonië monumenten opgetrokken. Het is duidelijk dat deze oorlog en zijn vele slachtoffers niet mogen vergeten worden. Op 20 maart 1920 wordt, op aanzet van dokter Emile Hautain, een aanbesteding georganiseerd voor de bouw van “een monument ter nagedachtenis van de Franse soldaten die stierven in de veldslag van Leernes”. Dat wordt op 22 augustus 1921 ingehuldigd.
Tijdelijk gevangenenkamp
In de Eerste Wereldoorlog lag het aantal oorlogsgevangenen erg hoog. Tijdens het conflict werden iets meer dan 6,6 miljoen soldaten gevangen genomen, waarvan 2.250.000 door Duitsland. De Franse soldaten die in handen van de vijand vielen, moesten zwaar werk doen en leefden in moeilijke omstandigheden. Soldaten, maar soms ook burgers, werden in België gegijzeld en vastgehouden, of naar Duitsland gestuurd.
Tijdens de gevechten aan de Samber en van Bergen dient deze hoeve minstens enkele maanden als kamp voor veelal Britse en enkele Franse gevangenen. Zodra de ingangsdeur dicht was, konden de Duitse autoriteiten dit gebouw erg makkelijk bewaken. Op de drie verdiepingen werden graan en voeder opgeslagen. Er huisden een vijftigtal gevangenen. Zij werken overdag op het veld, onder het alziend oog van de Duitse soldaten.
Van 1940 tot 1944 vorderen de Duitsers de schuur van de hoeve op als loods voor hun wagenpark. Deze hoeve is bekend als de ‘Fourmeau-hoeve’, omdat ze tussen de twee wereldoorlogen in het bezit kwam van de familie met die naam.
Invalid Displayed Gallery